De aanschaf 
					door Roemenië van de Nederlandse helm. 
					Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog waren de 
					handelsbetrekkingen tussen Nederland en Roemenië van geringe 
					betekenis. Desondanks raakte de Roemeense regering 
					geïnteresseerd in de aanschaf van Nederlands 
					oorlogsmateriaal, en wel om twee redenen: enerzijds de hoge 
					kwaliteit van bepaalde Nederlandse produkten, anderzijds het 
					feit dat Nederland een neutraliteitspolitiek voerde die een 
					onbelemmerde aflevering van oorlogsmaterieel moest 
					garanderen. In 1937 benaderde de Roemeense regering de N.V. 
					Nederlandsche Verenigde Scheepsbouw Bureaux te Den Haag met 
					het verzoek tot levering van twee onderzeeboten. Dat verzoek 
					is overigens niet gehonoreerd; dat was wél het geval met een 
					grote bestelling helmen ten behoeve van het Roemeense leger. 
					De Nederlandse helm was al in produktie genomen door De 
					Vereenigde Blikfabrieken (Verblifa). De fabriek stond in 
					Krommenie. Deze fabriek, waar in 1940 ongeveer duizend 
					mensen werkten, fabriceerde behalve de genoemde helmen ook 
					nog granaathulzen, patroonhouders, vullingbussen voor 
					gasmaskers, eihandgranaten en emballagemateriaal voor de 
					Intendance. Het was een belangrijke oorlogsindustrie. Op l 
					augustus 1938 arriveerden A. Tietje, directeur van de 
					Verblifa, en ir. J. van der Waerden in Boekarest voor het 
					voeren van de onderhandelingen. Als vertegenwoordiger van 
					Verblifa in de Roemeense hoofdstad trad op M. U. Perleman 
					van de firma „Lincoln County", gevestigd Strada Academici nr 
					l te Boekarest. De onderhandelingen hadden succes, zodat op 
					5 september 1938 de Roemeense minister Victor Slavescu 
					namens Roemenië, en A. Tietje en J. van der Waerden namens 
					de fabriek het contract konden tekenen. Het betrof de 
					aankoop van 300.000 helmen. Aanvullende bestellingen 
					brachten het totaal op 800.000 helmen. De Nederlandse 
					regering stond positief ten aanzien van het contract en 
					sanctioneerde de bestelling. Dank zij deze order kon de 
					Verblifa een grote partij helmstaal in voorraad houden die 
					zou worden benut wanneer Nederland zelf helmen nodig had. 
					Aangezien de Roemeense regering grote waarde hechtte aan de 
					aanschaf van Nederlandse helmen, en het een eerste grote 
					bestelling in Nederland betrof, ging zij akkoord met de 
					levering van de goederen in Amsterdam, en niet in Roemenië, 
					zoals de gebruikelijke gang van zaken was.  | 
				 
				
					|   | 
				 
				
					Complicaties 
					bij de aflevering aan Roemenië  
					Ten gevolge van de gespannen internationale situatie werd in 
					Nederland op 28 augustus 1939 de algemene mobilisatie 
					afgekondigd. Binnen korte tijd was vervolgens een leger van 
					ongeveer 250.000 man op voet van oorlog gebracht. Het 
					Nederlandse leger had toentertijd een groot gebrek aan 
					bewapening en uitrusting, hetgeen was veroorzaakt door 
					jarenlange besnoeiing van de defensieuitgaven. In 1936 was 
					het tot de Nederlandse politici doorgedrongen hoe donker de 
					in- Embleem op de Roemeense helm ternationale hemel werd, en 
					inderhaast ging men over tot het versterken van de 
					landsverdediging. Ondanks alle inspanningen was de situatie 
					van uitrusting en bewapening in 1939 nog verre van 
					rooskleurig. Het was dus niet verwonderlijk dat de 
					inspanningen zich vooral richtten op de verbetering van 's 
					lands defensie, en dat militaire leveranties aan het 
					buitenland op het tweede plan kwamen te staan. Met ingang 
					van l oktober 1939 was in actie gekomen het „Centraal orgaan 
					voorziening behoeften van de weermacht", dat werkte onder 
					leiding van een raad van beheer, die de naam van 
					,,Directorium" droeg. De doelstelling van deze organisatie 
					was het bevorderen van de Nederlandse oorlogsindustrie ten 
					behoeve van de eigen defensie. Dat directorium besloot op 16 
					november 1939 over te gaan tot vordering van 20.000 stalen 
					helmen, die Verblifa gereed had voor verzending naar 
					Roemenië, alsmede van de aanwezige stalen platen nodig voor 
					de aanmaak van nieuwe helmen.  | 
				 
				
					|   | 
				 
				
					| Op 28 oktober 1939 had 
					de secretaris-generaal van het Nederlandse ministerie van 
					buitenlandse zaken, A. M. Snouck Hurgronje, reeds aan de 
					Roemeense zaakgelastigde in Den Haag J. T. Magheru 
					geschreven dat, in verband met het landsbelang, de 
					Nederlandse regering geen exportvergunning voor de helmen 
					meer kon verlenen. Inmiddels waren 300.000 helmen afgeleverd 
					en het touwtrekken begon om de helmen die voor verzending 
					gereed lagen. De directie van Verblifa kwam in het geweer en 
					voerde aan dat de helmen reeds Roemeens bezit waren en lagen 
					opgeslagen in een loods te Amsterdam. Zij was bovendien van 
					mening dat de Nederlandse regering indertijd akkoord was 
					gegaan met de Roemeense bestelling en dat het dus niet 
					aanging een uitvoervergunning te weigeren. Intussen 
					ontstonden er moeilijkheden met de toelevering van het 
					plaatstaal, de essentiële grondstof, uit Tsjechoslowakije 
					dat al sinds medio maart 1939 door Duitsland was bezet. De 
					Roemeense regering, die belang had bij een vlotte aflevering 
					van haar bestelling, ondernam stappen bij de Duitse regering 
					en slaagde erin de belemmeringen opgeheven te krijgen. Dat 
					was overigens niet verwonderlijk, want Duitsland stelde veel 
					prijs op het in stand houden van de goede betrekkingen met 
					Roemenië die al eerder hadden geleid tot het sluiten van een 
					Roemeens-Duits handelsverdrag op 23 maart 1939. Een 
					zwanezang?  | 
				 
				
					|   | 
				 
				
					| Toen de Duitsers op 10 
					mei 1940 ons land binnenvielen en de Nederlandse krijgsmacht 
					zich te weer stelde, kregen vele helmen M27 gelegenheid in 
					de harde praktijk te bewijzen in hoeverre zij fatale 
					hoofdverwondingen konden voorkomen. Bij verschillende 
					eenheden deed men al snel de ervaring op dat het op de 
					voorzijde bevestigde embleem — een ovalen plaatje met de 
					Nederlandse leeuw in reliëf — de kansen op het afschampen 
					van daar treffende kogels ongunstig beïnvloedde, reden om 
					dat ornament ijlings te verwijderen. Het einde van de strijd 
					hier te lande betekende in feite tevens het einde van het 
					gebruik van dit type helm door de Nederlandse krijgsmacht, 
					met dien verstande dat buiten Nederland doorstrijdende 
					landgenoten nog de M27 bleven dragen tot zij tegen Britse 
					of Amerikaanse helmen werden ingeruild.  | 
				 
				
					|   | 
				 
				
					| Het is niet 
					onwaarschijnlijk dat de Duitsers in de beginfase van de 
					bezetting nog een aantal Nederlandse helmen, hetzij uit de 
					oorlogsbuit, hetzij uit de fabrieksvoorraad, naar Roemenië 
					hebben verstuurd. In 1942 ten slotte kwam er een definitief 
					einde aan de overeenkomst tussen de Verblifa en Roemenië. De 
					Artillerie-Inrichtingen hadden nog een beperkte voorraad 
					helmen over. Die werden verkocht aan verschillende 
					gemeentelijke luchtbeschermingsdiensten, tot in 1943 ook dat 
					restant uitverkocht was. Toch bleek ook toen de rol van dit 
					uitrustingsstuk niet geheel te zijn uitgespeeld; in de 
					slotfase van de Tweede Wereldoorlog maakten leden van de 
					Binnenlandse Strijdkrachten vaak een dankbaar gebruik van de 
					helm, die echter daarmee wel definitief zijn zwanezang lijkt 
					te hebben gezongen: in de wederopbouw van de naoorlogse 
					Nederlandse krijgsmacht was kennelijk gaan plaats meer 
					ingeruimd voor een eigen research en ontwikkeling die hadden 
					kunnen leiden tot een geslaagde voortzetting van wat eens 
					tot op de Balkan werd gewaardeerd.  | 
				 
				
					|   | 
				 
				
					Literatuur Sectie 
					Militaire Geschiedenis, Den Haag. Doe. 406/14.  
					Archief Artillerie-Inrichtingen, Hembrug. Doe. 1175, 
					1239,1949, 1750.  
					Alg. Rijksarchief, Den Haag. Arch. Hoofdkwartier Veldleger, 
					nr 425. | 
				 
		 
		 |